Italiaans voor destijds of toen toendertijd

'Tempo' kan tijd of weer betekenen in het Italiaans (zie: Il tempo). Als je echter wil zeggen in die tijd, refererend aan iets in het verleden,  dan gebruik je vaak 'in quel periodo' of 'in quel momento' of 'all'epoca'.

De klemtoon op 'periodo' ligt op 'ri' (dus heel anders dan in het Nederlands en Engels!).
Zie ook: Toen, ooit, vroeger, destijds, in die tijd ...

'Due anni fa cercavo un altro lavoro. All'epoca ero un po' depresso' = Twee jaar geleden zocht ik ander werk. Destijds was ik een beetje depressief.
'Cinque anni fa sono andata in pensione. In quel momento ero veramente stanco' = Vijf jaar geleden ben ik met pensioen gegaan. In die tijd was ik echt moe.
'Quattro anni fa sono caduta. In quel periodo ero molto instabile' = Vier jaar geleden ben ik gevallen. In die tijd was ik erg instabiel.
Let op dat je wel 'in quel periodo' of 'in quel momento' gebruikt en niet 'in questo periodo' of 'in questo momento' want dat betekent op dit moment.

Ook mogelijk is om 'a quei tempi' of 'in quei tempi' te gebruiken, vooral als iets echt lang geleden is gebeurd.
In quei tempi / a quei tempi = Destijds (lang geleden)
Tempo fa = Een tijd geleden (minder lang geleden dan 'a quei tempi')
'Tempo fa ho incontrato una mia vecchia amica. Ci siamo conosciuti 25 anni fa. A quei tempi eravamo studenti.' = Een tijdje geleden heb ik een oude vriendin van mij gezien. We hebben elkaar 25 jaar geleden leren kennen. Destijds waren we student.
'Ora sono nonna ma anche io sono stata giovane. In quei tempi il mondo era diverso.' = Nu ben ik oma maar ook ik ben jong geweest. Destijds was de wereld anders.

Il tempo als de tijd (die verstrijkt)
'Lui ci mette tanto tempo a lavarsi' = Hij doet er lang over om zich te wassen 
'Io ci metto poco tempo' = Ik doe er niet lang over
'Ci mette del tempo a bollire' = Het doet er lang over om aan de kook te raken (zie ook: Koken is niet cuocere)
Dus 'metterci del tempo' = erover doen (zie ook: Metterci o volerci?)

'Quanto tempo ci vuole per attraversare il lago?' = Hoelang duurt het om het meer over te steken? (Zie ook: Tijd kosten - nodig zijn ... volerci / bisognare)
'Dategli il tempo necessario per fare le valigie' = Geef hem de benodigde tijd om zijn koffers te pakken
'Non abbiamo tempo per mangiare' = We hebben geen tijd om te eten
'Quanto tempo che non ci vediamo!' = We hebben elkaar al zo lang niet gezien!

Op tijd zijn:
'Siamo sempre in tempo a chiedere il sussidio' = We zijn nog altijd op tijd om de subsidie aan te vragen
'Sei appena arrivato in tempo per la cena' = Je bent net op tijd voor het avondeten
'Facciamo in tempo a bere un aperitivo prima del film?' = Zijn we zo op tijd dat we een aperitief kunnen drinken voor de film?

In de tijd van:
'Al tempo dei Romani' / 'Ai tempi dei Romani' = Ten tijde van de Romeinen
'Al tempo delle crociate' / 'Ai tempi delle crociate' = In de tijd van de kruistochten
'Nel tempo della prima guerra mondiale' / 'Nei tempi della prima guerra mondiale' = In de tijd van de Eerste Wereldoorlog

Wat manieren van zeggen met 'tempo':
'È ora!' = Het is tijd!
'Al tempo dei tempi' = Heel lang geleden
'Il tempo libero' = De vrije tijd
'Erano altri tempi!' = Dat waren andere tijden
'Speriamo in tempi migliori' = Laten we hopen op betere tijden
'Lascia il tempo che trova' = Niet van enig belang / Zonder enig resultaat
'Dare tempo al tempo' = Het juiste moment afwachten