In het Italiaans gebruik je ci er vaker dan in het Nederlands
'Ci' = er

'Ci sono stata' = Ik ben er geweest (als een vrouw het zegt)
'Non ci sono mai stato' = Ik ben er nooit geweest ((klinkt beter dan: 'non sono mai stato li')
'Nella città ci sono tanti ristoranti' = In de stad zijn (er) veel restaurants
'Ci sono tanti amici che ci vogliono venire a prendere' = Er zijn veel vrienden die ons willen komen ophalen
'In tutte le città ci sono dei mercati' = In alle steden zijn er markten
'A Venezia c’è un’azienda che produce le gondole' = In Venezie is er een bedrijf dat gondels maakt
'A Firenze c’è un negozio' = In Florence is (er) een winkel
'Nella casa c'è una stanza segreta' = In het huis is (er) een geheime kamer
'C'è una mosca nella zuppa' = Er zit een vlieg in de soep

'Ci' kan ook van ons / onszelf of elkaar betekenen (onderdeel van een wederkerend werkwoord, zie ook: Wederkerende werkwoorden in het Italiaans)
'Ci sentiamo domani' = We spreken elkaar morgen
'Ci laviamo ogni giorno' = We wassen ons elke dag
'Ci sposiamo l'anno prossimo' = We trouwen volgend jaar

Soms is de betekenis van een zin echt anders als je ci weglaat:

'Ci sono tanti turisti' = Er zijn veel toeristen
'Sono tanti turisti' = Het zijn veel toeristen

'C’era una pista' = Er was een piste
'Era una pista' = Het was een piste

'Ci deve essere un sistema' = Er moet een systeem zijn
'Deve essere un sistema' = Het moet een systeem zijn

'C'erano tanti uomini' = Er waren veel mannen
'Erano tanti uomini' = Het waren veel mannen

'C'è un bar' = Er is een bar
'È un bar' = Het is een bar

De basis is:

C'è = er is
È = hij/zij/het is
Ci sono = er zijn
Sono = zij zijn
C'era = er was
Era = hij/zij/het was
C'erano = er waren
Erano = zij waren

'Ci' als daar:

'Mia madre ci abita' = Mijn moeder woont daar (ook goed: 'mia madre abita li'
'Ci vado domani' = Ik ga daar morgen naartoe

Zie verder ook de artikelen:
Metterci o volerci?
Tijd kosten - nodig zijn ... volerci / bisognare