In het Italiaanse gebruik je het werkwoord gaan niet voor een plan of iets dat nog moet komen (de toekomende tijd). In het Nederlands gebruik je gaan juist heel vaak, dus dat is in het begin even wennen.
Wat voorbeelden:
Ik ga morgen bellen = 'Chiamo domani'
Het gaat zo regenen = 'Fra/ Tra un po' piove' (zie ook: Fra of tra = over (in tijd) of tussen (als plaats))
Hij gaat vanavond TV kijken = 'Lui guarda la tivù stasera'
Zij gaat jou vanmiddag appen = 'Lei ti manda un messaggio nel pomeriggio'
Ik ga iets lekkers koken = 'Preparo qualcosa di buono da mangiare'
Ga jij dat boek lezen? = 'Leggi quel libro?' / 'Vuoi leggere quel libro'?
Ik ga zwemmen = 'Faccio un bagno' (als je al op het strand ligt)
De pompen gaan werken wanneer het water niveau te hoog is = 'Le pompe si mettono in funzione quando il livello dell'acqua è troppo alto'
Maar als je echt weggaat of ergens naartoe gaat, dan gebruik je wel 'andare':
Ik ga tennissen = 'Vado a giocare a tennis' (want je gaat naar de tennisbaan om te tennissen)
Ik ga op vakantie naar het buitenland = 'Vado in vacanza all'estero' (maar: ik heb vakantie = 'sono in vacanza')
Wij gaan vanavond uit eten = 'Andiamo a cena fuori stasera'
Wij gaan naar bed = 'Andiamo a letto' (je gaat over het algemeen naar de slaapkamer of in elk geval naar het bed)
Ik ga zwemmen = 'Vado a nuotare' / 'Vado in piscina' (als je naar het zwembad moet gaan om te gaan zwemmen)
De meest voorkomende fouten zijn bij het gaat en zij/hij gaat. In het Nederlands zeg je het gaat morgen regenen en dat wordt vaak vertaald met 'domani va a piovere', maar dat is echt verkeerd. Je zegt 'domani piove' (of eventueel 'hanno messo pioggia per domani' - zie ook: Il tempo).
'Non so se lei va a partecipare' is verkeerd, het moet zijn: 'non so se lei partecipa' = ik weet niet of zij gaat deelnemen / ik weet niet of zij deelneemt
'Che va a succedere la prossima settimana' is verkeerd, goed is: 'che succede la prossima settimana' = wat gaat er volgende week gebeuren
'Non va a cambiare' is wederom verkeerd, het moet zijn 'non cambia' = het gaat niet veranderen
'Vado a ricercare un argomento la prossima settimana' is niet goed, 'Comincio a ricercare un argomento la prossima settimana'
'Penso che il cane va a dormire molto' is verkeerd, het moet zijn: 'Penso che il cane dorme molto / dormirà molto' = Ik denk dat de hond veel gaat slapen
'Vado a incontrare qualcuno nel futuro' is verkeerd, het moet zijn: 'Incontro / incontrerò qualcuno nel futuro' = In de toekomst ga ik iemand ontmoeten
'La situazione va a cambiare' is verkeerd. Goed is: 'La situazione cambierà / cambia' = De situatie gaat veranderen
'Questo weekend vado a parlare con mia moglie' is verkeerd. Goed is: 'Questo weekend parlo con mia moglie' = Dit weekend praat ik met mijn vrouw
Als je iemand iets belooft kun je de 'futuro' gebruiken ('toekomstige tijd'). Dit komt al met al niet veel voor!
'Lo chiamerò domani' = ik zal hem morgen bellen
'Lo farò' = ik zal het doen
Uiteraard kun je de toekomende tijd ook gebruiken voor dingen die je gaat doen, maar in de spreektaal hoor je dat zelden, dus waarom zou jij het wel doen? Hou het simpel!
Dood gaan is in het Italiaans een werkwoord 'morire'.
'Lei è morta in pace' = Ze is vredig dood gegaan
'Non vorrei ancora morire' = Ik wil liever nog niet doodgaan
'Sta morendo' (niet goed is 'va a morire'!) = Hij/zij is dood aan het gaan