Veel studenten Italiaans halen de termen 'mezzo' en 'metà' door elkaar. De betekenis is bijna hetzelfde, dus dat is niet vreemd. 'Mezzo' = half en 'metà' = helft.
'A metà strada' = Halverwege
'Le otto e mezza' = Half negen
'A metà mese' = Op de helft van de maand
'Un mezzo mese' = Een halve maand
'La metà del tempo' = De helft van de tijd
'Un mezzo etto' = Een halve ons
'A metà mese' = Op de helft van de maand
Je kunt 'mezzo' en 'metà' ook voor hetzelfde gebruiken als je de zin anders maakt.
'Ho letto mezzo articolo = Ho letto la metà dell’articolo'
'Lui ha mangiato una mezza mela = Lui ha mangiato la metà di una mela'
'Io ho ascoltato mezzo programma = Io ho ascoltato la metà del programma'
Let op want in het Italiaans bestaat ook 'la meta' (dus met de klemtoon op 'me') en dat betekent de bestemming. Let dus op de klemtoon als je 'la metà', de helft wil zeggen, hetgeen vaker voorkomt dan 'meta' (dat hor je vooral als bijvoorbeeld 'meta turistica' toeristische bestemming.
'Un mezzo' betekent ook een middel.
'I mezzi pubblici' = Het publieke transport
'Lei non ha i mezzi per comprare una casa' = Ze heeft geen geld om een huis te kopen
'Non ci sono mezzi liberi perciò andiamo a piedi' = Er zijn geen transportmiddelen vrij dus gaan we lopen