Tijdens mijn Italiaanse conversatielessen komt het vaak voor dat studenten 'accordo' en 'appuntamento' door elkaar halen. Dat komt omdat in het Nederlands je afspraak kunt gebruiken zowel voor een overeenstemming als ook voor een afspraak op een tijd en plaats. In het Italiaans betekent 'accordo' akkoord en 'appuntamento' betekent afspraak (tijd en plaats).
Accordo
'Un accordo' betekent dat je het eens bent, dat je een akkoord hebt, een overeenstemming.
'Sono d'accordo con lui' = Ik ben het met hem eens
'Dopo una lunga trattativa hanno raggiunto un accordo' = Na een lange onderhandeling hebben ze een akkoord bereikt
'L'accordo è che io cucino e tu lavi i piatti' = Onze overeenstemming is dat ik kook en jij de afwas doet
'Andare d'accordo' = Goed overweg kunnen
'Loro vanno molto d'accordo' = Zij kunnen erg goed met elkaar overweg
'Una volta andavano d'accordo, ma ora non più' = Ooit konden ze goed met elkaar overweg, maar nu niet meer.
Appuntamento
'Un appuntamento' is een afspraak met iemand op een tijdstip en een plek.
'Abbiamo un appuntamento nel bosco, ma piove' = We hebben een afspraak in het bos, maar het regent
'L'appuntamento era alle nove, ma lui non c'è ancora' = De afspraak was om negen uur, maar hij is er nog niet
'Facciamo un appuntamento per una cena la prossima settimana?' = Zullen we een afspraak maken voor een etentje volgende week?
'Sei d'accordo con l'appuntamento per il sette dicembre alle nove?' = Ben je het eens met de afspraak voor zeven december om negen uur?